Eerste afwijzing faillissementsaanvraag na coronaverweer

De coronacrisis zorgt vooralsnog niet voor een grote piek in het aantal uitgesproken faillissementen. Naar alle waarschijnlijkheid komt dit mede door de steunmaatregelen van de overheid, het feit dat bedrijven het betalen van belasting kunnen uitstellen en doordat banken hun klanten tijd voor herstel van liquiditeit gunden. 

Bron: Sandrine Piet, Wieringa Advocaten 

Daarnaast lijken rechters terughoudend te zijn bij het uitspreken van corona-gerelateerde faillissementen. Zo worden meer zaken aangehouden en wordt partijen respijt gegeven om te bezien of er nog wat te regelen valt, al dan niet via mediation. De Rechtbank Amsterdam ging recent echter nog een stapje verder: zij wees een faillissementsaanvraag af nadat de schuldenaar een corona-verweer had gevoerd.

Het verzoek tot faillietverklaring was ingediend door het Bedrijfstakpensioenfonds en de Raad voor Arbeidsverhoudingen in de schoonmaak- en glazenwassersbranche. Beiden hadden een vordering op de schuldenaar wegens niet-betaalde pensioenpremies respectievelijk niet betaalde bijdragen. De schuldenaar stelde dat de reden dat hij de openstaande vorderingen nog niet had voldaan, te maken had met de terugval in zijn inkomsten vanwege de coronamaatregelen en de daarmee gepaard gaande beperkingen voor het verrichten van zijn werkzaamheden.

De rechtbank stelde voorop dat onder deze omstandigheden, die niet aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend, van verzoeksters mocht verwacht dat zij een betalingsregeling zouden treffen, dan wel met een dergelijk voorstel tot het treffen zouden instemmen, die passend was bij de huidige economische situatie. Daarop voortbordurend oordeelde de rechtbank dat geen sprake was van een toestand van te hebben opgehouden met betalen en dat de steunvordering niet voldeed aan de vereisten die daar redelijkerwijs aan moeten worden gesteld.

“Ter zitting is gebleken dat [gerekestreerde] niet alleen een – naar het oordeel van de rechtbank reële – betalingsregeling heeft voorgesteld, maar dat hij hiermee bovendien reeds een betekenisvolle aanvang heeft gemaakt door de afgelopen twee maanden steeds € 1.000,- af te lossen. Het is dan ook redelijk te veronderstellen dat hij ook de komende maanden in staat zal blijken dit bedrag te blijven voldoen. In dit licht kan niet worden gesproken van de toestand van te hebben opgehouden te betalen.

Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat geen sprake is van een steunvordering van betekenis, althans, dat daarover niets is aangevoerd. Weliswaar is sprake van een tweetal verzoekers, zodat formeel gesproken kan worden van pluraliteit van schuldeisers, de vordering van de tweede verzoeker – RAS – beloopt blijkens het verzoekschrift een bedrag van slechts € 379,73. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag onder de omstandigheden te gering is om te voldoen aan de vereisten die redelijkerwijs aan een steunvordering moeten worden gesteld."

De volledige uitspraak van de rechtbank is hier te vinden. Van belang is nog te vermelden dat een betalingsuitstelwet op komst is, die rechters de mogelijkheid geeft om de behandeling van faillissementsverzoeken aan te houden en andere verhaalsacties te schorsen.

nieuwsoverzicht